65-plussers gruwelen van 'oudje', 'oude van dagen' en 'bejaarde'.

65-plussers gruwelen van ‘oudje’, ‘oude van dagen’ en ‘bejaarde’.

Het woord ‘bejaarde’ wordt volop gebruikt in kranten en op radio en TV, maar de meerderheid (57%) van de 65-plussers vindt dit een negatieve benaming. “Als vitale 80-jarige voel ik me beledigd door de benaming bejaarde”, reageert een dame. ‘Oudje’ wordt nog erger gevonden, ruim driekwart van de 65-plussers vindt dit negatief klinken. Dergelijke woorden zijn niet meer van deze tijd, aldus een vrouw van 71: “Oudje en bejaarde zijn vooral gedateerde benamingen, de hedendaagse oudere herkent zich daar niet in.”

GetOud en Probiblio vroegen aan ruim 650 mensen van 65 jaar en ouder hoe zij de diverse benamingen vinden klinken. Gewoon ‘oudere’ of ‘oudere volwassene’ krijgt meer goedkeuring. De meeste ouderen vinden dit neutraal of positief klinken. ‘Oudere mensen of oudere volwassen’ klinkt voor mij positief, andere benamingen vind ik ronduit afschuwelijk, alsof je niet meer mee telt. Ik ben recentelijk zelf met pensioen gegaan en voel mij op en top bij het leven horen…”, reageert een vrouw van 68. Het best uit de bus komt het woord ‘Senior’. Bijna driekwart vindt dit een positieve benaming, slechts 2% vindt het negatief klinken.

Meerdere ouderen geven aan dat ook de toon uitmaakt, wie het zegt, en of het al dan niet met respect is. Mensen vergeten dat ze zelf ook oud worden. “Vroeger zei ik ‘hé ouwe’, en nu ben ik het zelf”, constateert een man van 66. Een aantal ouderen vindt dat er helemaal geen speciale benaming nodig is, ‘volwassene’ is goed genoeg. Anderen geven juist aan het onzin te vinden dat er ‘krampachtig gezocht wordt naar zachtere omschrijvingen’. Een man van 66 vat samen: “Oud is oud. Gezeur over benamingen. Politieke correctheid loopt de spuigaten uit. Elke term kan leuk en positief of naar en denigrerend gebruikt worden. Het gaat om de toon en wie het zegt. Verder zal het mij eerlijk gezegd een zorg zijn. Ik heb voldoende zelfvertrouwen in huis.”

Al met al spreekt uit de antwoorden dat 65-plussers benamingen als ‘oudje’ of ‘bejaarde’ als denigrerend ervaren. Respect is gewenst, betutteling niet. Een dame van 82 wijst tot slot op nog een andere benaming die ergernis kan opwekken: “Het ergste vind ik als volkomen vreemden mij oma noemen. Mijn standaard antwoord is dan “Ik wist niet dat wij familie van elkaar waren.”


Gastles van Janna

Gastles van Janna

Ter voorbereiding op 4 en 5 mei heeft onze gastdocente Janna de leerlingen van groep 8 van OBS Houtrust verteld over de drie jaar dat zij, samen met haar moeder en twee broertjes, in het Jappenkamp verbleef.
Janna vindt het fijn haar verhaal aan de kinderen te vertellen. Ook omdat ze het belangrijk vindt dat er op 4 en 5 mei wordt stilgestaan bij de oorlog die in Nederlands-Indië heeft plaatsgevonden.

Janna vertelt: ‘Mijn vader zat naast zijn baan als leraar, vrijwillig bij de marine. In 1942 werd hij opgeroepen naar het schip te komen. Zijn schip zou vluchten, maar werd getorpedeerd. Hij sprong van het zinkende schip en werd door de Japanners uit zee gehaald en naar de Birma-spoorlijn gebracht. Gedurende de gehele oorlog heeft hij aan deze spoorlijn moeten werken.

Wij woonden dichtbij een klein vliegveldje. Een belangrijke plek voor de Japanners. Op een dag klopten zij bij ons aan en vertelden mijn moeder dat zij een uur de tijd kreeg om haar spullen te pakken en met ons het huis te verlaten. Mijn moeder pakte wat waardevolle spullen, deed ze in een koffertje en nam mij aan de hand en mijn kleine broertjes aan haar rok mee.

Na enige omzwervingen, belandden we in een kamp. We boften. Ons kamp was vroeger een paardenstal en daardoor hadden we water. We boften ook met de nonnetjes die in ons kamp woonden. De een gaf ons les en de ander was arts. Toen mijn moeder een blindedarmontsteking had, kreeg ze van haar een klap op haar hoofd zodat ze flauwviel en geopereerd kon worden. Medicijnen waren er niet meer. Dat we ondanks dat we allemaal hongeroedeem en de mazelen hadden, levend uit het kamp zijn gekomen, is een wonder.

De hereniging met mijn vader was in Singapore. Na de oorlog vertrokken we naar Nederland. Eerst wilden mijn ouders dat niet. Ze hadden namelijk gehoord dat ze in Holland bloembollen te eten kregen en na drie jaar van ellende wilden ze ons dat niet aandoen. Via Het Rode Kruis kwam het bericht dat er in Groningen (mijn beide grootouders woonden daar) voldoende eten was voor ons allemaal. We namen de boot, en via Southampton kwamen we aan in Nederland.

Mijn vader kreeg een jaar de tijd om bij te komen en aan te sterken. Na dat jaar ging hij terug naar Indonesië om na de onafhankelijkheidsstrijd het onderwijs om te zetten van het Nederlands naar het Bahasa Indonesisch. Ons gezin werd dus voor de tweede keer uit elkaar gehaald. Een tijd later volgden wij. Op 11 februari 1951 gingen we dan eindelijk definitief naar Nederland.’

Zie hier meer informatie over onze gastlessen.


De Duitse Dame

De Duitse Dame (1)

Marion Duimel

Heeeee, daar is ze weer! Haar naam kennen we niet, wel weten we dat ze wereldwijd een van de meest gebruikte modellen is voor alles wat met ouderenzorg te maken heeft. De fotograaf heet Alexander Raths, hebben we na enig onderzoek ontdekt. Hij verkoopt zijn foto’s op diverse websites met stockfoto’s. “De Duitse Dame” zoals wij haar al jaren noemen, heb je al vanaf 5 euro. En dat is te merken ook. Bij organisaties in de ouderenzorg, hulpmiddelen of adviesdiensten, overal duikt ze op. Voer een foto van haar via ‘Google afbeeldingen’ in en er verschijnen zo nog 20 organisaties die haar blijkbaar als klant hebben. We zagen haar zelfs een keer bewerkt met appelstroop op de wangen voor een campagne.

Als je haar eenmaal herkent, zie je haar opeens overal. En we zijn niet de enigen. We kwamen laatst iemand tegen die haar ook ‘kent’ en er zelfs een zelfbedachte theorie over heeft. Zij denkt dat de jonge vrouw, die vaak met de dame op de foto staat, haar kleindochter is. Ze hebben inderdaad wel iets van elkaar weg.

Er is overigens nog een dame, en een heer met wit haar die heel vaak gebruikt worden. Daar schreef Arjen in ’t Veld van bureauvijftig jaren geleden al een blog over. Ook hem komen we nog steeds regelmatig tegen. Hopelijk komen er met het toenemen van het aantal ouderen ook wat meer diversiteit in de oudere fotomodellen. Persoonlijke verhalen, authenticiteit en ‘storytelling’ zijn steeds gebruikelijker. ‘Echte’ eigen cliënten of ouderen waar je mee samenwerkt op de foto (laten) zetten is toch niet zo ingewikkeld?


Ouderen zijn de toekomst

Ouderen zijn de toekomst

Marion Duimel en Ingrid Meijering
Artikel in VM Magazine (vm-online.nl)

Bijna 40% van de bevolking is op dit moment 50 plus. Wat betekent dat in de toekomst voor leden en vereniging?

Wanneer ben je oud? Belangenverenigingen voor ouderen, omroep Max en de politieke partij 50Pplus zien vijftigers als de jongste ouderen. Dat is dus bijna 40% van bevolking. Tel je alleen de 65-plussers, dan omvat de groep ruim drie miljoen inwoners. Ongeveer een op de zes mensen behoort dan tot de groep ‘oudere’. Leg je de leeftijdsgrens bij 75, dan kent Nederland momenteel zo’n 1,3 miljoen ouderen. Vooral deze laatste groep gaat flink groeien de komende decennia. In 2045 is Nederland volgens de prognoses 2,9 miljoen 75-plussers rijk. Nu maken de 75-plussers zo’n 8% van de bevolking uit, maar in 2045 is dat toegenomen tot 16%. (bron: CBS, gratis te vinden op www.statline.nl). Ouderen zijn de toekomst! In ieder geval de 75-plussers.

Lekker lang leven
Over wie wel en niet tot ‘de ouderen’ behoort, is nogal eens gesteggel. Misschien is naast het feit dat twee op de vijf mensen bij ’50 plus’ opeens in hetzelfde hokje zitten, ook een van de redenen dat het woord ‘oud’ een negatieve bijklank heeft. In een Vlaams onderzoek (door L. Taelemans, 2007) antwoordde 83% van de ondervraagde jongeren bevestigend op de vraag of ze lang wilden leven, maar slechts 19% wilde graag oud worden. Vanuit het eeuwige ‘de jeugd heeft de toekomst’ blijft de vraag ‘hoe gaan we jongeren bereiken en hoe gaan we jongeren aan ons binden’ ook voor velen de belangrijkste zoektocht. Jongeren hebben een leven voor zich en zijn interessant als klant en/of lid. Maar de groep 50-plussers blijft voorlopig in aantal groeien en de groep 75-plussers gaat de komende jaren zelfs meer dan verdubbelen. Een groep om eens nader te bekijken.

Oudsten
Allereerst het verband tussen leeftijd en sekse. Vrouwen leven doorgaans langer dan mannen. Hoe ouder, hoe hoger het aandeel vrouwen in een leeftijdsgroep. Tot 70 jaar is de verdeling gelijk, maar daarboven neemt het percentage vrouwen geleidelijk toe. Van alle 95-plussers is maar liefst 80% vrouw en 20% man. In 2015 waren er overigens in totaal 2500 mensen honderd jaar of ouder.

Niet arm
Ondanks dat door berichten in de media nog weleens het tegenovergestelde lijkt, zijn 65-plussers gemiddeld genomen het minst arm van de bevolking. Ongeveer 3% is ‘arm’ volgens het ‘niet-veel-maar-toereikend budget’ van het SCP (Armoedekaart 2016). Ter vergelijking: tussen de 18 en 45-jarigen schommelt dat rond de 8%. Bovendien zijn de ouderen het minst ontevreden over hun financiële situatie. Van de hele bevolking als geheel is 9% ontevreden over hun financiële situatie, van de 65-75-jariges is 5% ontevreden en van de 75-plussers is dat 3%.

Zelfstandig
Het aandeel ouderen in de bevolking is vooral hoog aan de randen van Nederland. Zeeuws-Vlaanderen en Limburg, maar ook het noorden van het land, zijn het meest vergrijsd. Het zelfstandig wonen door ouderen wordt nogal eens onderschat. Van 75-plussers woont 8% in een institutie zoals bijvoorbeeld een woonzorgcentrum. Het overgrote deel [92%) woont dus zelfstandig. Ook van de 95-plussers woont meer dan de helft [57%) zelfstandig.

Actief
Een kwart van de 7Splussers sport minimaal eens per week. Verder zijn veel ouderen maatschappelijk actief. Van de 65-75-jarigen doet de helft vrijwilligerswerk, van de 75-plussers is dat 29%. Betaalde arbeid doet 10% van de 65-75-jarigen en 2% van de 75-plussers. Natuurlijk zijn ouderen ook actief in verenigingen. De cijfers verschillen niet erg met die van de bevolking als geheel. Ruim een derde van de 65-75-jarigen is minimaal eens per week actief in een vereniging. Van de 75-plussers is dat 29%.

Gezond, tevreden, gelukkig
Ruim twee derde van de 65-75-jarige ervaart zijn gezondheid als (zeer) goed. Van de 75-plussers is dat ruim de helft. Met het ouder worden neemt de kans op lichamelijke beperkingen toe (10% van de 65-75-jarigen en 30% van de 75-plussers heeft een of meer beperkingen bij de zogenaamde Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen zoals opstaan, aankleden, douchen et cetera). Het cijfer dat mensen geven aan hoe tevreden ze zijn met het leven is een 7,6 voor 75-plussers, een 7,8 zelfs voor 65-75-jarigen en voor de bevolking als geheel een 7,5. Ook het percentage mensen dat gelukkig zet te zijn, is voor alle leeftijden ongeveer gelijk. Van de 75-plussers is 86% tevreden met het leven, Bij de 65-75-jarigen ligt het zelfs nog iets hoger (89%) dan voor de hele bevolking.

Positief bekijken
De meeste ouderen voelen zich dus gezond, tevreden en gelukkig. Het is jammer dat ouderdom zo vaak met beperkingen wordt geassocieerd. Twee derde van de 75-plussers heeft bijvoorbeeld geen hulpmiddel bij het lopen dus geen rolstoel, rollator of wandelstok of iets dergelijks. Hoog tijd dus ook voor nieuwe verkeersborden want daar staan altijd kromme, schuifelende, zich aan elkaar vastklampende mensen met een wandelstok op, als er voor ‘overstekende ouderen’ gewaarschuwd wordt. Nu er steeds meer 50-, 65- en 75-plussers komen, inclusief de zogenoemde protestgeneratie die gewend is voor zichzelf op te komen, lijkt er wel het een en ander te veranderen in de beeldvorming. Er verschijnen voorzichtig commercials met een positievere en realistischere lading, zoals bijvoorbeeld de ‘lang leve oud’ reclame van Beemster kaas. Op de website paradijsvogels.nl staat een standaardrubriek ‘positive ageing’. Dat klinkt toch een stuk leuker dan anti-ageing.


'Waardigheid'

Waardigheid

Ingrid Meijering

Jubileum symposium 75 jaar Kroese Kits

‘Aan mijn lijf geen polonaise’, maar wat hadden wij die dame graag als prinses om willen kleden en fotograferen. Geboren op dezelfde dag als prinses Juliana en ook nog eens dezelfde namen meegekregen, het kon niet mooier. Ze wilde niet. Dat was het begin van ‘Wat ik later wilde worden’. Deze dame wilde geen prinses worden, maar hoeveel mensen zijn er nooit geworden, wat ze eigenlijk hadden willen worden? 46 ouderen hebben wij omgekleed en gefotografeerd in hun droomberoep. Het beroep dat zij door omstandigheden in het leven nooit zijn geworden. De foto’s en achterliggende verhalen zijn opgenomen in het gelijknamige boek.

De mensen hadden totaal verschillende beweegredenen om mee te doen. Van: ‘ik wil de samenleving laten zien dat ik er ondanks mijn leeftijd nog mag wezen’ tot ‘ik wil jongeren laten zien dat de beroepskeuzes vroeger niet reuze waren, nu wel, dus kies bewust!’ Woonzorgcentrum Ter Reede te Vlissingen liet, in overleg met de familie dementerende ouderen meedoen. Zo wilden zij laten zien dat Alzheimer of dementie aan de buitenkant niet zichtbaar hoeft te zijn. Alleen wisten wij van deze wens niets. Wij hadden gezegd: ‘de selectie laten wij aan jullie over, iedereen die mee wil doen, mag meedoen.’ Acht mensen uit Ter Reede deden mee. Bij aankomst in Vlissingen werden wij vrijwel direct naar de ruimte gebracht waar het groepsgesprek met onze modellen zou plaatsvinden. Een eerste lichte schok ging er door ons heen toen wij hoorden dat vier van hen dementerend waren. Hoe moesten we nu een groepsgesprek gaan voeren? …Meneer van Berkel was de eerste die wij vroegen naar zijn droomberoep. Hij zat in zijn rolstoel, het hoofd naar beneden, zijn ogen waren dicht en wellicht deed hij een tukje. Bij het horen van zijn naam kwam zijn hoofd direct omhoog en vertelde hij, bijna zonder een adempauze te nemen over zijn droomberoep: ‘circusmuzikant.’ Na zijn verhaal liet hij zijn hoofd weer voorover zakken. Mevrouw de Meijer wist ons precies te vertellen waarom ze ondanks haar enorme intellect niet mocht studeren en dus nooit advocaat is geworden. Haar vader vond studeren een vorm van armoede. En dan mevrouw Sanderse, zij wilde actrice worden. Tijdens haar prachtige verhaal stopte ze af en toe om een voordracht te houden die ze nog kende uit haar vroegere jaren, toen ze optrad voor tal van damesverenigingen.

Na het beluisteren van hun verhalen was het onze beurt in actie te komen. Wij gingen op zoek naar bijpassende en ook passende kleding die zij zouden dragen voor de fotoshoot en kwamen met een auto vol kleding, attributen en een fotostudio weer terug in Vlissingen. Het werk kon beginnen. Mevrouw Sanderse werd eerst volledig in de make-up gezet en haar haar werd gedaan voordat zij gefotografeerd kon worden in de prachtige galajurk met Oscar in de hand. Terwijl dit alles gebeurde zong ze, droeg ze voor en begon ze meer en meer te stralen. Aan haar gezicht zag je dat het gevoel van vroeger terug kwam. De volgende dag kwam ze met haar dochter terug. Ze kende ons nog, ze herkende zelfs de hele setting. Haar make-up was nog redelijk aanwezig en haar haar zat nog prachtig in model. Ze vroeg of de make-up nog een beetje bijgewerkt kon worden, want daar hield ze zo van. Ze had die nacht zittend in haar stoel geslapen, alleen dan zou haar make-up goed blijven zitten … Wat was ze blij dat ze weer net zo mooi was gemaakt, zoals ze vroeger zichzelf opmaakte. Enkele maanden na het nemen van deze foto overleed mevrouw Sanderse, de foto werd gedrukt op de voorkant van de rouwkaart, met daarin de tekst: ‘de laatste akte is gespeeld …

’Wanneer mensen naar een woonzorgvoorziening verhuizen, blijven zij dezelfde mensen als die zij in hun eigen woonomgeving waren. Waar het dan vandaan komt dat er ineens met name praktisch voor hen wordt gedacht en niet meer gekeken wordt naar wie de vrouw nu echt was, wat ze deed en wat haar passies waren, is mij een raadsel. Deze vrouw hield van make-up, mooi gekapte haren, voordragen, zingen en acteren. Helaas is daar niet altijd tijd en aandacht voor en of de zorg hiervan op de hoogte was …?

Afgelopen zondag werd ik hier privé ook mee geconfronteerd. Ik bezocht samen met mijn zus onze oom Ed. Oom Ed is geen echte oom, maar zo in de familie opgenomen dat wij niet beter weten dan dat hij oom Ed is. Oom Ed is kunsthistoricus, is jarenlang verbonden geweest aan de VU en heeft de hele wereld over gereisd om de mooiste kunst te bewonderen. Hij woonde met zijn vrouw in een bijzonder en prachtig ingericht huis, waar zijn liefde voor kunst en ook voor literatuur meer dan duidelijk zichtbaar was. Nu woont hij sinds twee weken in een verpleeghuis. We troffen hem in zijn kamer op de tweede etage, zittend in zijn rolstoel. Voor hem stond een eettafel met daarop zijn krant Trouw en Engelse kunstliteratuur, direct daarachter het raam met uitzicht op een leeg winkelpand, aan een weg die eens doorging voor woonboulevard. Nu dor en grauw. Zichtbaar en hoorbaar uitte hij zijn blijdschap over onze komst. Soms was hij wat verward, maar over het algemeen wist hij goed wat hij wilde. Vertelde helder dat hij deze situatie niemand toewenst, dat hij geen contact kan maken met ganggenoten, omdat zij geen woorden meer kunnen produceren. We gingen zitten, haalden een kop koffie in het restaurant, praatten over van alles en nog wat. Op de achtergrond hadden wij niet het zicht op één van de mooie vitrinekasten die in zijn huis stonden met relikwieën, bijzondere bidprentjes, iconen en andere mooie voorwerpen. Nee, achter hem staat een linnenkast, bestaande uit drie delen. Het rechter- en linkerdeel is een met een deur afgesloten kast en het midden is een open kast met legplanken, eigenlijk ook net een vitrinekast. Over zes planken verdeeld konden wij zijn benodigde uitstalling van incontinentiemateriaal bewonderen … en terwijl ik terug dacht aan de momenten dat ik bij hem thuis was en al het moois zag, bedacht ik mij wat hij hier van zou vinden. Daar hoefde ik niet lang over na te denken. Terwijl ik er naar keek, voelde ik dat hij naar mij keek, ik keek naar hem, de blik in zijn ogen verraadde zijn gedachten …

Waarom wordt er mijns inziens nog te weinig gekeken naar de individuele bewoner en ligt de nadruk nog zoveel op zorg in plaats van welzijn? Waarom wordt het leven, ook in de laatste fase, niet aangepast op de interesses, gewoontes, belevingen en gevoelens van de bewoners zelf? Mevrouw Sanderse zou het waarschijnlijk heerlijk hebben gevonden als er iedere dag aandacht aan haar haar en make-up werd besteed, zij kon zingen en voordragen. Natuurlijk begrijp ik ook dat zorgorganisaties te maken hebben met ZZP’s, personele bezetting en andere externe factoren, maar wellicht is er een creatieve oplossing te bedenken? De verpleegafdeling van mijn oom Ed heb ik inmiddels gebeld en hen de vraag voorgelegd wat de reden is dat er geen deur voor de open kast zit en of dat wellicht anders kan. Het antwoord dat ik kreeg was: ‘mevrouw, u heeft helemaal gelijk. Wij doen dit uit praktische overweging, maar misschien hebben we wel last van bedrijfsblindheid en zien wij dit niet eens meer.’ Ik denk dat dit wel de belangrijkste conclusie en boodschap tegelijk is. Laten we met elkaar goed kijken naar de mens achter de bewoner. En bedenk daarbij: ‘Als ik hier de bewoner zou zijn, zou ik dit dan zo willen?’ Ik ben ervan overtuigd dat kleine, eenvoudige, direct uitvoerbare veranderingen de mensen vrolijker maakt. De bewoner in de eerste plaats, de familie in de tweede plaats en niet in de laatste plaats de zorg zelf, want iemand mogen verzorgen die blij is, maakt werken een stuk plezieriger!


Een dag op de Duinvallei

Een dag op de Duinvallei

Ingrid Meijering

In het kader van een meeloopdag voor ons project met de werktitel ‘De zorg op scherp’ bij Respect Zorggroep. De namen van de mensen zijn om privacy redenen gefingeerd.

We kijken naar de Olympische Spelen, drinken een kop koffie, lezen de krant, snijden de groente, bakken, eten en drinken. Het is een rustige ochtend, we nuttigen een stevige lunch en zijn allemaal klaar voor het middagprogramma: piano en zang. We zingen met elkaar, een verzorgster maakt een dansje met één van de bewoners, koekjes worden rondgedeeld en iedereen krijgt een glas chocomel. Voor mevrouw Admiraal wordt het nu echt tijd zich even terug te trekken op haar kamer voor de nodige rust. Enkele ogenblikken later is ze terug met in haar handen een doos After Eight en begint uit te delen.

Mevrouw Fleur loopt naar de verzorgster, kijkt haar indringend aan en vraagt of ze haar even alleen kan spreken, het is belangrijk. Ze opent haar tas, haar hand verdwijnt erin, ze rommelt hevig en even later komt haar hand weer naar boven. Ze houdt een kersenbonbon omhoog en legt hem op het aanrecht. Weer verdwijnt haar hand in de tas om enkele ogenblikken later haar portemonnee tevoorschijn te halen, het wordt nu namelijk toch echt wel eens tijd dat ze de koffie gaat betalen. Ze opent de portemonnee en haalt er een After Eight uit. Ze heeft vandaag toch zeker drie bakken op en dat alles gratis is, wordt door haar niet langer geaccepteerd. Met het voorstel de koffie op haar rekening te zetten, lijkt ze het ook niet helemaal eens te zijn. Eens moet ze toch afrekenen? Mevrouw Fleur is op vakantie, wel twee weken. Het vakantieoord bevalt haar goed, zo vertelt ze mij terwijl mevrouw Admiraal achter de piano is gekropen en ‘De Heer is mijn Herder’ ten gehore brengt.

Ook mevrouw Zwart heeft het druk vandaag, ze loopt druk heen en weer en vraagt zich af of ze de mensen toch wel heeft bedankt. Ze komt naar mij toe en vraagt me of ze mij wel heeft bedankt. Ik vertel haar dat ik háár graag wil bedanken, bedanken voor alles wat ze me vandaag heeft laten zien. Ze kijkt me aan en zegt: ‘dat is fijn om te horen, van bedanken en bedankt worden, word je blij.’
Deze dag werken op de Duinvallei heeft mij veel plezier bezorgd. Het personeel dat met liefde de mensen verzorgt, maar vooral de bewoners met wie ik een hele dag op mocht trekken. Vandaag hebben zij mij maar weer eens laten zien dat of je nu arm of rijk bent, een sterke vrouw was of een volgzame man, kapitein was of huisvrouw … we zijn allemaal gelijk.


“Ouderen begrijpen ons niet, maar wij jongeren onszelf ook niet.”

“Ouderen begrijpen ons niet, maar wij jongeren onszelf ook niet.”

Joske Vis (stagiaire GetOud)

Een half uur te vroeg gaat de bel, gelukkig staat alles al klaar en hoeft alleen de thee nog gezet te worden. De geur van verse koffie heeft zich al vermengd met de geur van de koekjes. Vandaag hebben we twee jongeren en twee ouderen op het kantoor van GetOud uitgenodigd om aan de hand van stellingen met elkaar te praten over de vooroordelen tussen en over ouderen en jongeren. Als ik naar buiten kijk dan zie ik dat het Tiny (81) is, ja ze wilde niet te laat komen, dus was ze veel te vroeg. Dit had haar wel de kans gegeven de kerk die zich om de hoek van onze locatie bevindt te bezichtigen. Niet veel later komt Kobo (22) binnen en we gaan alvast aan de grote tafel zitten. Ook Frans (79) heeft de weg weten te vinden en is onder de indruk van het gebouw ‘de grote Pyr’. Bijna tegelijk komt ook Ilsa (22) aan.

Stipt half drie zijn we compleet en klaar om aan de slag te gaan met de eerste stelling: ‘er zijn veel vooroordelen en stereotyperingen tussen jongeren en ouderen’. Ilsa vertelt dat ze denkt dat jongeren ouderen eenzaam vinden en dat zij zichzelf in de slachtofferrol plaatsen. Dit is een oordeel wat jongeren volgens haar over het algemeen over ouderen hebben. Hierop waarschuwt Frans dat je op moet letten dat je niet gaat generaliseren. Vooroordelen van ouderen over jongeren zijn volgens Frans en Tiny dat zij niet opgevoed zouden zijn, omdat ze minder respect tonen aan ouderen. Verder zouden ze asociaal zijn, omdat ze de hele tijd met hun telefoon bezig zijn en uit het feit dat ze minder lezen, blijkt dat ze minder interesse hebben in de wereld.

Vanaf hier gingen we vloeiend over in de volgende stelling: ‘ouderen zijn altijd negatief over ‘de jeugd van tegenwoordig’’. Kobo opende deze discussie verrassend met de woorden; ‘ouderen begrijpen ons niet, maar wij jongeren begrijpen onszelf ook niet’. Tiny en Frans gaven aan dat ouderen zich zorgen maken om de toekomst van de jongeren. Met alle veranderingen in de maatschappij zijn ze bezorgd over wat jongeren tegenwoordig wel niet allemaal moeten kunnen. Het wordt hun ook niet gemakkelijk gemaakt, er is veel keuze. Frans voegt wel nog een nuancering toe: ‘het somber zijn over de jeugd hoort eigenlijk ook bij het ouder worden’.

Frans en Tiny vertellen enthousiast over de verhouding tussen jong en oud toen zij zelf jong waren: ‘Wij (ouderen) hadden vroeger geen contact met ouderen. Er was toen al een gigantische generatiekloof. De kloof tussen jongeren en ouderen is dus niet alleen van deze tijd, deze kloof is er altijd al geweest. De kloof wordt in stand gehouden door het gebruik van woorden als ‘vroeger’, ‘toen ik jong was’ en meer van dat soort referenties naar de eigen tijd’. Kobo oppert dat opvoeding er ook mee te maken heeft. Ouders leren hun kinderen dat oude mensen niets meer kunnen, en dus vormen jongeren een beeld van ouderen als mensen die niets meer kunnen en willen. Iedereen is het erover eens dat over jongeren net zo goed veel negatieve verhalen en programma’s op TV zijn die hen op een verkeerde manier onder de aandacht brengen. Denk maar aan ‘Oh Oh Cherso’. Er zijn weinig ‘goede’ tieners op televisie te zien. Ilsa stelt dat zij hierdoor extra druk voelt om te bewijzen dat die er wel zijn. Ze voelt dat ze zich moet verdedigen door te vertellen dat ze wel de krant leest, veel studeert en ambities heeft.

‘Jongeren vinden dat ouderen saai zijn’, zo luidt onze derde en laatste stelling. Kobo deelt zijn opvatting dat doordat hij ouderen respecteert hij niet samen met hen op hetzelfde niveau staat. Er zijn veel dingen die hij niet in de buurt van ouderen zou doen. Hij zou bijvoorbeeld geen blowtje opsteken als hij bij de tramhalte naast een oudere staat, maar zou dat wel doen naast leeftijdsgenoten.
‘Jongeren vormen veelal hun beeld naar aanleiding van programma’s zoals omroep MAX’, legt Ilsa uit. ‘Ouderen zijn alleen, eenzaam, zitten in een verzorgingshuis en je ziet ze niet zoveel lachen.’ Dit klopt, in de media zijn er vooral twee beelden te zien: de Zwitserleven ouderen en de ouderen die niets meer kunnen. Geen van beiden zet een reëel beeld neer van de gemiddelde 75-plusser, die vaak nog heel actief is, zoals Tiny en Frans.

Na ruim twee uur met elkaar gesproken te hebben, hebben we het gesprek afgesloten. Tijdens de evaluatie gaf iedereen te kennen het heel leuk gevonden te hebben. Dit was te merken, want zelfs na het afsluiten bleef iedereen nog even hangen… Er moesten toch nog wat woorden van de lippen over dit onderwerp, er valt veel over te zeggen. Het enthousiasme dat is losgemaakt was ook te merken aan het feit dat we een aantal dagen na de bijeenkomst een bericht kregen van Tiny waarin ze nog wat aanvullingen had op wat er tijdens de bijeenkomst gezegd was en al onderwerpen aandroeg voor de volgende bijeenkomst.

Frans, Tiny, Kobo en Ilsa hebben ons verrast met nieuwe opvattingen en sommige van onze aannames zijn bevestigd. We hebben ervan genoten dat we zoveel van elkaar kunnen leren en kijken al uit naar de volgende bijeenkomst in juni!


'Vitale senioren, wie zijn dat?'

Vitale senioren, wie zijn dat?

Ingrid Meijering
Active Ageing congres te Breda

Google op vitale senioren, klik op afbeeldingen en er komen tal van foto’s naar voren van lachende, kennelijk onvermoeibare, sportende, alles-doen-we-samen ouderen tot en met ouderen die om elkaars nek hangen terwijl ze met de laptop bezig zijn. Toen ik een vriend van mij vertelde dat ik een column ging schrijven over de vitale senior die we in de media zien, zei hij: ‘o, je bedoelt die ouderen die hun survivaloutfits en bijbehorende attributen bij elkaar shoppen in de ANWB winkel’. Ik keek hem aan en moest lachen.

Wie niet op Google naar voren komen, zijn de vele vitale senioren die ik dagelijks tegenkom in mijn werk en in mijn buurt, zoals mijn eigen buren. In mijn ogen zijn mijn buren actieve ouderen. De buurman is 93 jaar oud, zijn vrouw 83. Als ik hen vergelijk met de beelden die Google mij laat zien van de vitale senior, zie ik toch wel wat verschillen. Allereerst rijdt de buurman niet op een hybride fiets, maar op een praktische lage instapfiets met terugtraprem. Hij fietst niet zo snel, sterker nog, hij fietst zo langzaam dat de buschauffeur laatst in de bus tegen de buurvrouw zei: ‘sorry dat ik zo langzaam rijd, maar die ouwe zak voor mij gaat zo sloom!’. De buurvrouw riep lachend door de bus: ‘die ouwe zak is mijn man!’.

Ze zitten niet samen knus achter de laptop elkaar dingen aan te wijzen en misschien wel een telefoonnummer op te zoeken. Welnee, is er een nummer nodig dan pakt één van hen de Gouden Gids. Ze hangen niet de hele dag breed lachend om elkaars schouders want daar hebben ze de tijd helemaal niet voor, ze hebben het druk met de huishouding. Geen van beiden is lid van een Nordic Walking club, maar ze vermaken zich wel geregeld overdag in de loungehoek van Holland Casino met een club kennissen, terwijl ze tot 17.00 uur door het personeel in de watten worden gelegd met gratis non-alcoholische drank. En tenslotte wat betreft het beeld van alles samen doen; ‘juist niets samen doen!’, zeggen zij. Wil je de relatie levendig houden, dan laat je elkaar overdag vrij, zodat je elkaar ‘s avonds je belevenissen van de dag kunt vertellen.

Het is voor mij eenvoudig te concluderen dat Google afbeeldingen een iets ander beeld van de vitale senioren weergeeft, dan ik heb. Ik ben van mening dat het beeld dat ik heb realistischer is en dat dit het beeld is waarmee ouderen zich kunnen en willen identificeren. Aan gezond en vitaal ouder worden willen we toch allemaal een voorbeeld nemen? Daarom roep ik iedereen op: laat de Google afbeeldingen en andere standaard stockfoto’s voor wat ze zijn en breng vanaf nu de echte vitale senior in beeld.

Foto congres: Manon de Koning


‘Een onbewoond hoofd’

Een onbewoond hoofd

Ingrid Meijering
Ter gelegenheid van het jubileumsymposium 20 jaar Alzheimer Nederland

De cijfers over mensen met Alzheimer liegen er niet om, van 256.000 mensen nu naar circa 500.000 mensen in 2040. Zo’n 70% woont thuis en wordt verzorgd door naaste familie, kennissen en buren. Het kan dus haast niet anders dan dat ik ook van dichtbij iemand met Alzheimer heb gekend. Mijn oma had Alzheimer.

Mijn oma was de allerliefste oma van de hele wereld. Dat zegt natuurlijk ieder kleinkind over zijn oma, maar de mijne was het ook echt. Oma deed alles voor ons en ze woonde ook nog eens om de hoek. Ik kan me bijvoorbeeld niet herinneren dat oma kamperen erg leuk vond, maar als op vrijdag de grote vakantie begon, stonden opa en oma ons bij school al op te wachten om er met de caravan op uit te trekken. Geestelijk was oma erg kien, lichamelijk was het wat minder. Een gehoorapparaat, een multifocale bril, nieuwe heupen, nieuwe knieën … In de familie werd ze wel Mecanodoos genoemd. Maar het was alleen lichamelijk.

Op een dag, ik herinner het mij nog goed, zat de rok van oma aan de linkerkant onder de vlekken, alsof ze in de weer was geweest met een grote pan tomatenstoep. Ik zei: ‘oma uw rok zit vol met vlekken’, ze keek me aan met een blik van ‘waar heb jij het over?!’ Ik zei nogmaals ‘oma uw rok zit vol vlekken’, ze keek naar haar rok en zei: ‘jaaaaaa, opa weer hè, die gooide de deur van de auto gewoon dicht, en hop, mijn rok ertussen’. ‘Begrijpelijk’, dacht ik, maar toen ik nog eens goed naar die rok keek, vroeg ik me toch af waarom die vlekken dan aan de bestuurderskant in haar rok zaten. Ze had niet eens een rijbewijs … Misschien was dit wel de eerste keer dat ik me echt bewust was van haar vergeetachtigheid.

Langzaamaan ging oma achteruit. Als ik bij haar was vertelde ze vaak dezelfde verhalen en in die verhalen vervulde ze in mijn beleving altijd een soort heldenrol. Ze wist, toen de drie buurkinderen weer eens om een snoepje kwamen vragen, ze moeiteloos de tuin uit te jagen. Ze wilden namelijk nadat ze al een snoepje van oma hadden gekregen, er ook nog een voor hun 15 andere broertjes en zusjes. ‘Ik ben natuurlijk niet gek hè?!’, zei ze.

Eén keer per twee weken keek ik samen met oma op woensdagavond Champions League. Niet dat ze van voetbal hield, maar dat hinderde niet, zolang er kinderen en kleinkinderen om haar heen waren, was alles goed. Op één van die voetbalavonden vertelde ze dat ze heerlijke droge worst had gekocht of ik daar wat plakjes van wilde hebben. Natuurlijk wilde ik dat. Oma verdween de keuken in om niet veel later terug te komen met een bordje met plakjes mierzoete aan elkaar klevende, mergpijp. Ik keek er verbaasd naar, lachte en at de stukjes mergpijp terwijl ik mezelf bedacht dat het heerlijke gedroogde Drentse worst was.

Naarmate de Alzheimer zich meer en meer meester van haar maakte, raakte ook het dagschema van oma drastisch in de war. Om 10 uur in de ochtend, ik was goed en wel bij haar binnen, vroeg ze mij om een glaasje. Ik wist precies wat een glaasje betekende, maar op dit tijdstip was ik er nog niet echt mee bekend. ‘Dat wordt opa vragen’ dacht ik. Hij vertelde dat dat glaasje om 10 uur in de ochtend inderdaad hetzelfde glaasje was, als het glaasje dat ze in de avond kreeg. Amaretto. Maar, zo zei hij erbij, dit glaasje vul ik voor de helft met Amaretto en voor de helft met water. Ja, anders wordt het wel wat gortig, oma vraagt meerdere keren op een ochtend om zo’n glaasje.

Ik volgde de instructies op, oma genoot. Er was maar een ding waar ik lange tijd moeite mee had en waarschijnlijk kwam dat ook doordat ik in een verzorgingshuis werkte. Het eten. Menigmaal werden de gezonde en voedzame lunch en het avondeten vervangen door alles wat makkelijker was. Ik weet nog dat ik het huis binnenkwam rond etenstijd en ik opa en oma met een grote slagroomtaart voor hun neus zag zitten. En ja, ik zag het goed. Ze hadden beide een vork in hun handen en smulden van deze taart. Als ik dan weer eens tegen opa zei: ‘oma moet wel haar vitamines binnen krijgen’, zei opa altijd ‘ach dat zit wel goed, ze eet genoeg fruit, laat haar maar genieten.’ Later dacht ik: ‘Hij heeft gewoon gelijk.’

De jaren verstreken, oma werd meer en meer hulpbehoevend. Haar bed werd in de eetkamer gezet, de hele familie leverde een bijdrage aan de zorg, maar het onvermijdelijke kwam: het verpleeghuis. Niet lang daarna, de telefoon ging, mijn moeder. Ze hoefde niets te zeggen, ik wist haar boodschap en omdat ze dat aanvoelde zei ze: ‘Anneke en Wouter kwamen uit school naar oma, Wouter was verkleed en geschminkt als een bloem, dat was omdat hij vandaag op school Pasen heeft gevierd en daar alles over de wederopstanding heeft gehoord. Nou, en moet je nu eens luisteren …

Toen hij het restaurant binnen rende was hij zo enthousiast, ik heb ik hem aan tafel gezet, een chocomelk gegeven en vertelt dat oma dood is. Weet je wat hij zei? ‘O dat geeft niets hoor, over drie dagen staat ze gewoon weer op’.

Een onbewoond hoofd. Ik heb er werkelijk geen idee van wat dat is en hoe dat is. Als ik in dit kader aan mijn oma denk, dan heb ik eigenlijk helemaal niet het gevoel dat haar hoofd onbewoond was. Ze verbloemde zaken door zich met slimmigheden overal uit te praten. Misschien hadden wij haar een halt toe moeten roepen als ze ‘s morgens al een glaasje nam en de lunch en avondeten werd vervangen voor makkelijkere en lekkerdere dingen, maar wat maakt het uit. Oma genoot van al het lekkers en ooit denken dat ze langer had geleefd als we haar gedwongen hadden een warme maaltijd en een vitaminedrankje te laten nuttigen, nee … Oma werd behandeld zoals ze zelf graag behandeld wilde worden en vooral waar ze enorm blij van werd. Daarom geloof ik dat de laatste jaren voor oma, hoe moeilijk het soms misschien voor de mensen om haar heen was, meer en meer gingen lijken op feestelijke zondagen en daar is niets mis mee. Daarom zou ik wensen: ‘laat het, laat het toch voor al deze mensen, iedere dag maar weer, ZONDAG zijn!’


75-plussers en internet

75-plussers en internet

Marion Duimel en Ingrid Meijering

Het CBS heeft cijfers over internetgebruik in 2015 bekend gemaakt [1]. Van de bevolking (12+) heeft 8% nog nooit gebruik gemaakt van internet. Van de 75-plussers is dat beduidend meer: de helft was nog nooit online. GetOud pluist het onderwerp verder uit. We bekijken de cijfers op statline.nl nader en halen informatie uit vijftig interviews die wij vorig jaar met ouderen hielden [2].

Allereerst valt op dat het percentage ouderen dat internet gebruikt, afwijkt van het percentage dat toegang tot internet heeft. Op de vraag ‘heeft u of iemand anders in uw huishouden toegang tot internet’, antwoord 59% van de 75-plussers bevestigend. Maar slechts 41% gebruikt internet minstens eens per week (figuur 1). Er is dus een groep ouderen die internet wel op kan, maar dat niet of nauwelijks doet.

Het is goed denkbaar dat hier echtparen bij zijn waarvan de een wel internet gebruikt en de ander niet. Sommigen ouderen laten internetten graag over aan hun partner, merkten we in gesprekken met ouderen. Niet alle partners leggen zich daarbij neer, zoals bij Maatje (77) thuis: “Ik heb een computer, ik moet er weer mee beginnen. Ik vind het vreselijk. Ik kijk niet eens naar mijn eigen mail. Mijn man dwingt mij dat te doen. Vanmorgen heb ik mijn eerste mails zelf beantwoord.”

Figuur 1. Frequentie van internetgebruik naar leeftijd (2015). Bron: CBS Statline

Maatje is niet de enige die met zachte dwang het internet opgestuurd wordt door een familielid. Ook Henrike (74) is met enige weerstand begonnen, maar is daar achteraf blij om: “Ik wilde eerst nooit maar mijn kinderen hebben mij een laptop gegeven en zeiden: ‘nu het is het afgelopen’. Ik zei: ‘wat een onzin, ik steun de mensen die niet willen’. ‘Jaja’ zeiden ze, ‘het is wel goed’. En nu vind ik het heerlijk, je kunt zo mooi dingen even opzoeken.”

Redenen geen internetgebruik

Feit blijft dat de helft van de 75-plussers nog nooit internet gebruikt heeft. Vrouwen en laagopgeleiden zijn oververtegenwoordigd binnen deze groep. Een van de meest genoemde redenen om niet online te gaan is ‘geen interesse’. Uit eerder onderzoek [3] weten we dat hier veel andere redenen achter kunnen schuilgaan. Zo weet een deel simpelweg niet goed wat internet is. Als niemand het ooit heeft uitgelegd, of laten zien wat het is, kunnen mensen een gebrekkig beeld hebben van internet. Aukje (83) heeft waarschijnlijk wel over email gehoord, maar noemt het een brief: “Ik ben niet van de computer. Ik weet niets van brieven en computers. Ik heb nog nooit een brief opengemaakt.”

Ook Anna (79) kent bepaalde termen niet: “Ik heb best Engels gehad maar ik ken dat allemaal niet, als jullie het over een app hebben, weet ik veel wat een app is. Ik geloof niet dat veel ouderen computeren, ja ze hebben hem in de kast. Ik ben gewoon bang ervan, van zo’n computer, dat ie kapot gaat.” Naast onbekendheid speelt bij Anna knoppenangst mee. Daar hebben meer ouderen last van. Een dame legde ons uit dat in de tijd waarin zij opgroeide, je bijvoorbeeld zomaar een lichtknopje kapot kon maken als je het naar de verkeerde kant draaide.

Sommige ouderen hebben het idee dat de computer en internet te moeilijk is of geven hun leeftijd op als argument, zoals Frederika (91): “Computer en internet voor mij veel te ingewikkeld, daar heb ik helemaal geen zin meer in. Geen computer en al die spullen niet, daar voel ik mij te oud voor daar heb ik geen zin meer in.” Meer ouderen geven aan dat ze geen zin meer hebben om aan nieuwe dingen te beginnen. Hun energieniveau is lager dan vroeger en daarom stellen ze prioriteiten. Ze houden zich alleen bezig met wat ze belangrijk vinden en daar hoort leren internetten niet altijd bij.

Faalangst en schaamte kunnen ook een rol spelen, maar dat is doorgaans niet iets dat je graag vertelt. Enkele ouderen vertrouwden ons toe dat ze zich dom voelen als ze peuters en kleuters behendig met digitale apparaten om zien gaan. Als zij het zo jong al kunnen, waarom kunnen zij het dan niet? Dan maar liever helemaal niet eraan beginnen.

Ook fysieke beperkingen kunnen een rol spelen. Voor sommigen is het simpelweg gewoon te moeilijk, ze hebben last van vergeetachtigheid of slechtziendheid, of hun motoriek is niet goed genoeg. Wellicht zijn dit mensen uit de groep die zegt internet langer dan 3 maanden geleden te hebben gebruikt (6%, zie figuur 1). Zij hebben het ooit wel gedaan of geprobeerd, maar zijn er daarna mee gestopt.

Activiteiten online

De ouderen die wel online zijn, maken onder andere gebruik van email, informatie zoeken en internetbankieren (figuur 2). Deze percentages gelden voor de hele groep 75-plussers, dus 41% van alle 75-plussers gebruikt e-mail, een een derde zoekt informatie of internetbankiert.

Ongeveer een op de zes ouderen houdt zich bezig met spelletjes en muziek op internet. Af en toe verschijnen er koppen in de media over ouderen die massaal op sociale netwerken zitten. Het is echter maar ongeveer een op de acht 75-plussers, en dat is weinig vergeleken met het percentage van de hele bevolking op sociale media. Corrie (79) is heel fanatiek in een spelletje dat ze via Facebook speelt: “Ik speel spelletjes via Facebook. Landleven. Ik ben al heel ver. Ik moet er iedere dag opgaan, anders verlies ik punten. Ik ga een week op vakantie en ik ga nu aan de buurvrouw vragen of zij 7 dagen in wil loggen. Je moet niet vragen hoe verslaafd ik ben. Ik zit er wel 2 – 2,5 uur per dag achter.” Jan (84) is ook een actieve internetgebruiker: “Ik doe heel veel met foto’s en bewerk ze. Ik doe veel met muziek, dan download ik de muziek. Spotify bijvoorbeeld. Ik koop ook muziek bij Apple zelf. Ik ben lid van Brabantnet en als je lid bent van KPN krijg je Spotify er gratis bij.”

Figuur 2. Soorten internetgebruik naar leeftijd (2015). Bron: CBS Statline

Apparaten

Vergeleken met de hele bevolking gebruiken ouderen veel minder vaak een mobiele telefoon om mee online te gaan (figuur 3). Een PC of desktop wordt door de ouderen het vaakst gebruikt, gevolgd door de laptop. De spelcomputer is helemaal afwezig in de groep 75-plussers als apparaat om mee online te gaan.

Figuur 3. Apparatuur om te internetten naar leeftijd (2015). Bron: CBS Statline

Ontwikkeling

Het is de vraag hoe het percentage 75-plussers dat internet gebruikt zich verder ontwikkelt. Ondanks dat er veel cijfers ontbreken en we ze uit verschillende onderzoeken bij elkaar hebben moeten sprokkelen, is er een vrij duidelijke trendlijn zichtbaar wanneer we ze op rij zetten (figuur 4). Ontbrekende cijfers hebben we met stippellijntjes geschat. Duidelijk is dat de percentages gestaag blijven stijgen. Van de 64-74-jarigen heeft inmiddels bijna een even groot deel internet toegang als van de bevolking als geheel. Zij worden vanzelf ouder en het is niet te verwachten dat ze opeens stoppen met internetten op de dag dat ze hun 75ste verjaardag vieren. Het percentage zal dus vanzelf verder stijgen. Bovendien zijn er binnen de huidige groep 75-plussers mensen die alsnog hun eerst stappen online zetten, aangemoedigd of ondersteund door allerlei initiatieven. Zo gaan de bibliotheken in de vier grote steden zich de komende jaren op ‘digitale inclusie’ van ouderen richten.

Toekomst

De ouderen die niet online zijn en dat ook niet van plan zijn, merken dat ze steeds meer buitengesloten worden. De een maakt zich er druk om, de ander haalt de schouders op, zoals An (86): “De computer ben ik nooit aan begonnen. Maar je hoort er eigenlijk niet meer bij, je loopt achter, absoluut. Maar ach, ik ben er tot nu toe gekomen, ik doe alles met de telefoon en dat gaat ook. Tot nog toe gaat het goed.” Of dit goed zal blijven gaan, ligt aan of de samenleving alternatieve kanalen dan het internet openhoudt voor de zogenaamde ‘non-liners’. Over tien jaar zullen de cijfers weer heel anders zijn, maar het idee dat het momenteel nog om een handvol achterblijvers gaat, gaat voorlopig niet op. Alleen al wat betreft de 75-plussers zijn er momenteel ruim 600.000 mensen die geen gebruikmaken van internet. Berekenen we het percentage niet internetters van de hele bevolking (8%) door, dan komen we uit op maar liefst 1,3 miljoen mensen.

Figuur 4. Internettoegang naar leeftijd. Bron: CBS Statline, POLS ’98-’05 en schattingen.

Noten

[1] https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2016/22/acht-procent-van-de-nederlanders-nooit-op-internet

[2] Voor de Koninklijke Bibliotheek (KB) voerden wij in 2015 een onderzoek uit naar het bibliotheek gebruik van 75-plussers. In de 50 interviews vroegen we ook naar internetgebruik. Zie: getoud.nl/kb

[3] In 2007 schreven wij het rapport ’Verbinding maken. Senioren en internet’, waarin onder andere diverse redenen van ouderen om geen internet te gebruiken in staan. Veel van deze redenen lijken nog steeds actueel. Het (SCP-Seniorweb) onderzoek is hier gratis te downloaden.

Loek (84) zit onder andere op Facebook, speelt Candy Crush en bestelt boeken bij bol.com.