Waardigheid

Ingrid Meijering

Jubileum symposium 75 jaar Kroese Kits

‘Aan mijn lijf geen polonaise’, maar wat hadden wij die dame graag als prinses om willen kleden en fotograferen. Geboren op dezelfde dag als prinses Juliana en ook nog eens dezelfde namen meegekregen, het kon niet mooier. Ze wilde niet. Dat was het begin van ‘Wat ik later wilde worden’. Deze dame wilde geen prinses worden, maar hoeveel mensen zijn er nooit geworden, wat ze eigenlijk hadden willen worden? 46 ouderen hebben wij omgekleed en gefotografeerd in hun droomberoep. Het beroep dat zij door omstandigheden in het leven nooit zijn geworden. De foto’s en achterliggende verhalen zijn opgenomen in het gelijknamige boek.

De mensen hadden totaal verschillende beweegredenen om mee te doen. Van: ‘ik wil de samenleving laten zien dat ik er ondanks mijn leeftijd nog mag wezen’ tot ‘ik wil jongeren laten zien dat de beroepskeuzes vroeger niet reuze waren, nu wel, dus kies bewust!’ Woonzorgcentrum Ter Reede te Vlissingen liet, in overleg met de familie dementerende ouderen meedoen. Zo wilden zij laten zien dat Alzheimer of dementie aan de buitenkant niet zichtbaar hoeft te zijn. Alleen wisten wij van deze wens niets. Wij hadden gezegd: ‘de selectie laten wij aan jullie over, iedereen die mee wil doen, mag meedoen.’ Acht mensen uit Ter Reede deden mee. Bij aankomst in Vlissingen werden wij vrijwel direct naar de ruimte gebracht waar het groepsgesprek met onze modellen zou plaatsvinden. Een eerste lichte schok ging er door ons heen toen wij hoorden dat vier van hen dementerend waren. Hoe moesten we nu een groepsgesprek gaan voeren? …Meneer van Berkel was de eerste die wij vroegen naar zijn droomberoep. Hij zat in zijn rolstoel, het hoofd naar beneden, zijn ogen waren dicht en wellicht deed hij een tukje. Bij het horen van zijn naam kwam zijn hoofd direct omhoog en vertelde hij, bijna zonder een adempauze te nemen over zijn droomberoep: ‘circusmuzikant.’ Na zijn verhaal liet hij zijn hoofd weer voorover zakken. Mevrouw de Meijer wist ons precies te vertellen waarom ze ondanks haar enorme intellect niet mocht studeren en dus nooit advocaat is geworden. Haar vader vond studeren een vorm van armoede. En dan mevrouw Sanderse, zij wilde actrice worden. Tijdens haar prachtige verhaal stopte ze af en toe om een voordracht te houden die ze nog kende uit haar vroegere jaren, toen ze optrad voor tal van damesverenigingen.

Na het beluisteren van hun verhalen was het onze beurt in actie te komen. Wij gingen op zoek naar bijpassende en ook passende kleding die zij zouden dragen voor de fotoshoot en kwamen met een auto vol kleding, attributen en een fotostudio weer terug in Vlissingen. Het werk kon beginnen. Mevrouw Sanderse werd eerst volledig in de make-up gezet en haar haar werd gedaan voordat zij gefotografeerd kon worden in de prachtige galajurk met Oscar in de hand. Terwijl dit alles gebeurde zong ze, droeg ze voor en begon ze meer en meer te stralen. Aan haar gezicht zag je dat het gevoel van vroeger terug kwam. De volgende dag kwam ze met haar dochter terug. Ze kende ons nog, ze herkende zelfs de hele setting. Haar make-up was nog redelijk aanwezig en haar haar zat nog prachtig in model. Ze vroeg of de make-up nog een beetje bijgewerkt kon worden, want daar hield ze zo van. Ze had die nacht zittend in haar stoel geslapen, alleen dan zou haar make-up goed blijven zitten … Wat was ze blij dat ze weer net zo mooi was gemaakt, zoals ze vroeger zichzelf opmaakte. Enkele maanden na het nemen van deze foto overleed mevrouw Sanderse, de foto werd gedrukt op de voorkant van de rouwkaart, met daarin de tekst: ‘de laatste akte is gespeeld …

’Wanneer mensen naar een woonzorgvoorziening verhuizen, blijven zij dezelfde mensen als die zij in hun eigen woonomgeving waren. Waar het dan vandaan komt dat er ineens met name praktisch voor hen wordt gedacht en niet meer gekeken wordt naar wie de vrouw nu echt was, wat ze deed en wat haar passies waren, is mij een raadsel. Deze vrouw hield van make-up, mooi gekapte haren, voordragen, zingen en acteren. Helaas is daar niet altijd tijd en aandacht voor en of de zorg hiervan op de hoogte was …?

Afgelopen zondag werd ik hier privé ook mee geconfronteerd. Ik bezocht samen met mijn zus onze oom Ed. Oom Ed is geen echte oom, maar zo in de familie opgenomen dat wij niet beter weten dan dat hij oom Ed is. Oom Ed is kunsthistoricus, is jarenlang verbonden geweest aan de VU en heeft de hele wereld over gereisd om de mooiste kunst te bewonderen. Hij woonde met zijn vrouw in een bijzonder en prachtig ingericht huis, waar zijn liefde voor kunst en ook voor literatuur meer dan duidelijk zichtbaar was. Nu woont hij sinds twee weken in een verpleeghuis. We troffen hem in zijn kamer op de tweede etage, zittend in zijn rolstoel. Voor hem stond een eettafel met daarop zijn krant Trouw en Engelse kunstliteratuur, direct daarachter het raam met uitzicht op een leeg winkelpand, aan een weg die eens doorging voor woonboulevard. Nu dor en grauw. Zichtbaar en hoorbaar uitte hij zijn blijdschap over onze komst. Soms was hij wat verward, maar over het algemeen wist hij goed wat hij wilde. Vertelde helder dat hij deze situatie niemand toewenst, dat hij geen contact kan maken met ganggenoten, omdat zij geen woorden meer kunnen produceren. We gingen zitten, haalden een kop koffie in het restaurant, praatten over van alles en nog wat. Op de achtergrond hadden wij niet het zicht op één van de mooie vitrinekasten die in zijn huis stonden met relikwieën, bijzondere bidprentjes, iconen en andere mooie voorwerpen. Nee, achter hem staat een linnenkast, bestaande uit drie delen. Het rechter- en linkerdeel is een met een deur afgesloten kast en het midden is een open kast met legplanken, eigenlijk ook net een vitrinekast. Over zes planken verdeeld konden wij zijn benodigde uitstalling van incontinentiemateriaal bewonderen … en terwijl ik terug dacht aan de momenten dat ik bij hem thuis was en al het moois zag, bedacht ik mij wat hij hier van zou vinden. Daar hoefde ik niet lang over na te denken. Terwijl ik er naar keek, voelde ik dat hij naar mij keek, ik keek naar hem, de blik in zijn ogen verraadde zijn gedachten …

Waarom wordt er mijns inziens nog te weinig gekeken naar de individuele bewoner en ligt de nadruk nog zoveel op zorg in plaats van welzijn? Waarom wordt het leven, ook in de laatste fase, niet aangepast op de interesses, gewoontes, belevingen en gevoelens van de bewoners zelf? Mevrouw Sanderse zou het waarschijnlijk heerlijk hebben gevonden als er iedere dag aandacht aan haar haar en make-up werd besteed, zij kon zingen en voordragen. Natuurlijk begrijp ik ook dat zorgorganisaties te maken hebben met ZZP’s, personele bezetting en andere externe factoren, maar wellicht is er een creatieve oplossing te bedenken? De verpleegafdeling van mijn oom Ed heb ik inmiddels gebeld en hen de vraag voorgelegd wat de reden is dat er geen deur voor de open kast zit en of dat wellicht anders kan. Het antwoord dat ik kreeg was: ‘mevrouw, u heeft helemaal gelijk. Wij doen dit uit praktische overweging, maar misschien hebben we wel last van bedrijfsblindheid en zien wij dit niet eens meer.’ Ik denk dat dit wel de belangrijkste conclusie en boodschap tegelijk is. Laten we met elkaar goed kijken naar de mens achter de bewoner. En bedenk daarbij: ‘Als ik hier de bewoner zou zijn, zou ik dit dan zo willen?’ Ik ben ervan overtuigd dat kleine, eenvoudige, direct uitvoerbare veranderingen de mensen vrolijker maakt. De bewoner in de eerste plaats, de familie in de tweede plaats en niet in de laatste plaats de zorg zelf, want iemand mogen verzorgen die blij is, maakt werken een stuk plezieriger!